Vorig jaar besteedde ik al aandacht aan de cartoon die Ruben Oppenheimer had gepubliceerd over de Maastrichtse advocaat Hiddema. Hiddema werd als louche geafficheerd, maar geen Homo. In eerste aanleg oordeelde de voorzieningenrechter dat dat niet mocht en werd de cartoonist veroordeeld tot rectificatie op straffe van een dwangsom. Oppenheimer ging in beroep en won dat glansrijk. Het Hof ‘s-Hertogenbosch overwoog ondermeer:
- 3.13.3. Ten aanzien van de omstandigheid van het beschikbare feitenmateriaal overweegt het hof als volgt. Zoals al vermeld, betreft de aanduiding ‘louche advocaat’ het spottende waardeoordeel van [appellant]. Tegen de hierboven geschetste achtergrond van de over en weer door [geïntimeerde] en [privé detective] gedane uitlatingen en beschuldigingen, is er naar het oordeel van het hof in redelijkheid een voldoende verband tussen dit spottende waardeoordeel van [appellant] en het beschikbare feitenmateriaal.Voor alle duidelijkheid overweegt het hof, dat dit niet betekent dat het hof van oordeel is dat [geïntimeerde] een louche advocaat is.
- 3.13.4. [geïntimeerde] dient zich meer te laten welgevallen dan de gemiddelde persoon, aangezien hij een persoon is die ook zelf de publiciteit zoekt en wel in die mate dat hij inmiddels als publiek persoon aangemerkt kan worden. Daarbij schuwt hij ferme bewoordingen niet.Zo heeft hij publiekelijk grenzen overschreden en is hij civielrechtelijk veroordeeld toen hij een derde (c.q. voormalig cliënt) heeft aangeduid als ‘addergebroed’.
Ook heeft hij zich na publicatie van de cartoon in weinig subtiele bewoordingen uitgelaten over [appellant]. In een publicatie op de website van L1 (prod. 12 bij pleitnota van [appellant] in eerste aanleg) is vermeld dat [geïntimeerde] [appellant] heeft aangeduid als ‘prutser, een rat die tekeningen maakt voor dat gedrukt vodje voor simpele types’.
[geïntimeerde] heeft daarnaast publiekelijk aan ‘mensen die een beetje leuk wonen’ geadviseerd een pistool te kopen, om zich te wapenen tegen overvallers (prod. 5 en 9 bij pleitnota van [appellant] in eerste aanleg).- 3.13.5.[geïntimeerde] heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat de aanduiding louche advocaat ernstige gevolgen heeft voor zijn beroepsuitoefening. Hij heeft dit onvoldoende onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden. Tijdens het pleidooi in hoger beroep heeft hij weliswaar nog aangevoerd dat hij over genoemde aanduiding vragen krijgt van mensen maar eventuele verdere gevolgen heeft hij niet toegelicht.
- 3.14. Al bovenstaande omstandigheden afwegend, komt het hof tot het oordeel dat de vrijheid van meningsuiting van [appellant] het zwaarste weegt en dat [appellant] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde]. Derhalve is er geen plaats voor de door [geïntimeerde] gevorderde rectificatie.
Gelukkig. Een hele opluchting dat je niet direct een rechter in je rug voelt hijgen als je met iemand de spot drijft.
Let wel! Louche mag in dit geval wel. Hiddema heeft het naar mijn mening een beetje over zichzelf afgeroepen door zichzelf als dandy te afficheren in zijn boek.
Oppenheimer zou Oppenheimer niet zijn als hij nog een mooie uitsmijter voor Hiddema had: